IV. Misleiding en verborgen boodschappen (4): Thomas hoort er niet bij

"Gelooft, zonder te willen zien!"

De "ongelovige Thomas" staat voor iemand die zich niet zo snel laat overtuigen en bewijs verlangt. Deze bijbelse figuur wordt in alle versies van de evangelisten genoemd als discipel van Jezus. Alleen Johannes schrijft echter wat meer over het gedrag van Thomas, waarschijnlijk omdat Johannes het thema geloof veel explicieter onder de aandacht van de gelovige wil brengen. (zie "Opdat Gij Gelooft" - aan het begin van dit onderzoek) Zijn bekendste passage gaat over zijn optreden bij de verschijning van Jezus aan de discipelen. Bij Jezus' eerste verschijning is Thomas niet aanwezig. Wanneer de discipelen hem daarover vertellen, gelooft hij hen niet en verlangt tastbaar bewijs. Als Jezus voor de tweede keer aan hen verschijnt, is Thomas wel aanwezig. Hij krijgt dan van Jezus te horen dat het beter is 'te geloven zonder te zien'. Dat lijkt dan ook de boodschap van het verhaal. Maar er zit toch een addertje onder het gras.

Thomas ongeloviger dan zijn collega's?

Het verhaal over Thomas begint met vers 24. We zagen al in Spelen met getallen (2) dat Johannes in dit vers Thomas op een opvallende manier omschrijft: "een van de twaalven, gezegd Didymus (tweeling)". Verderop ga ik in op de betekenis hiervan. Nu eerst de hele passage over "de ongelovige Thomas": (Let op de woorden in zilvergrijs)

Joh 20.24-29 (24) En Thomas, een van de twaalven, gezegd Didymus, was met hen niet toen Jezus kwam. (25) De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben den Heere gezien. Doch hij zeide tot hen: Indien ik in zijn handen niet zie het teken der nagelen en mijn vinger steke in het teken der nagelen en steke mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins geloven. (26) En na 8 dagen waren Zijnen discipelen wederom binnen en Thomas met hen; en Jezus kwam als de deuren gesloten waren en zeide: Vrede met ulieden. (27) Daarna zeide hij tot Thomas: Breng u vinger hier en zie mijn handen en breng u hand en steek ze in mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig. (28) En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: mijn Heere en mijn God! (29) Jezus zeide tot hem: Omdat Gij mij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd; zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en nochtans geloofd hebben.

De discipelen vertellen Thomas dat Jezus aan hen verschenen is, maar hij wil dat pas geloven als hij het bewijs van het "teken der nagelen...enzovoort" ziet. Wanneer Jezus later voor de 2e keer verschijnt en Thomas daarbij aanwezig is, 'verwijt' Jezus hem dat hij pas geloofde toen hij hem daadwerkelijk zag.

Maar in welk opzicht gedroeg Thomas zich anders dan zijn collega's? Die 'geloofden' toch ook pas op moment dat ze Jezus met eigen ogen zagen. Jezus geeft hen zelfs ongevraagd bewijs door onmiddellijk zijn handen en zijde te laten zien, getuige de voorgaande verzen 19 en 20: (let op de woorden in zilvergrijs)

Joh 20. (19) En als het dan avond was, op denzelven eerste dag (..) kwam Jezus en stond in het midden en zei: Vrede zij ulieden. (20) En dit gezegd hebbende, toonde hij hun Zijn handen en zijn zijde. De discipelen dan werden verblijd, als zij den Heere zagen.

Het enige dat Thomas eist is hetzelfde bewijs als dat Jezus aan de andere discipelen gaf: het laten zien van zijn handen en zijn zijde. Kun je Thomas 'verwijten' dat hij zijn collega's niet blind geloofde, als deze blijkbaar ook niet de moeite namen Thomas te vertellen dat zij wél de handen en de zijde van Jezus hadden gezien? In feite geeft Johannes daarmee de ongelijke positie weer, die Thomas ten opzichte van de andere discipelen inneemt. Die ongelijke positie wordt duidelijk bij de eerste verschijning van Jezus.

Thomas loopt een goddelijk mandaat mis

Waarom schrijft Johannes dat Thomas afwezig was bij de eerste verschijning van Jezus? Op het eerste gezicht lijkt het alleen maar een gewoon feit. Maar deze afwezigheid van Thomas heeft belangrijke gevolgen voor hemzelf. Want de discipelen krijgen van Jezus iets kostbaars, dat Thomas dus níet ontvangt. (Let op de woorden in zilvergrijs

Joh. 20: (21) Jezus dan zeide (..) tot hen: Vrede zij ulieden, gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zende ik ook ulieden. (22) En als Hij dit gezegd had, blies hij op hen en zeide tot hen: Ontvang de Heilige Geest.(23) Zo gij iemands zonden vergeeft, dien worden zij vergeven; zo gij iemands zonden houdt, dien zijn zij gehouden

De andere discipelen krijgen van Jezus de Heilige Geest en de macht om - namens Hem - de zonden van anderen te vergeven (of dat juist niét te doen). Wat Thomas dus misloopt is dit 'goddelijke mandaat'. Of hij nou zijn collega's geloofd zou hebben of niet, hij hoorde al bij voorbaat niet tot de kring van de uitverkoren zendelingen. Dat is dan ook de reden dat Johannes onmiddellijk hierna in vers 24 schrijft:

Joh.20 (24) En Thomas, een van de twaalven, gezegd Didymus, was met hen niet toen Jezus kwam.

Thomas vist dus naast de boot. Dáárover zegt Johannes niets, maar een oplettende lezer moet dit wel uit de tekst kunnen afleiden. Johannes heeft een verborgen reden om Thomas bij de 1e verschijning afwezig te laten zijn: Thomas mag geen uitverkorene zijn. Dat wordt duidelijker wanneer we het nummer van het vers in aanmerking nemen.

24, het getal voor 'priesterschap'

Zoals in Spelen met getallen (2) blijkt, vestigt Johannes op een opvallende manier de aandacht op de zojuist genoemde versregel in versnummer 24. Naar mijn idee is Johannes' keuze om dit vers nummer 24 te geven niet toevallig. In Spelen met getallen (1) lazen we al dat getallen in de bijbel een symbolische functie kunnen hebben. Het getal 24 staat symbool voor 'priesterschap' *. In dit geval past deze betekenis goed bij de gebeurtenis waar het vers naar verwijst: Jezus geeft aan de andere discipelen de macht om naar eigen inzicht anderen zonden te vergeven of niet. Jezus roept daarmee als het ware de eerste christelijke priesters 'avant la lettre' in het leven. Thomas loopt dit priesterschap mis. Het versnummer fungeert als de vlag waarop 'priesterschap' staat, waaronder de lading 'er niét toe behoren' verborgen ligt. Zie ook: Spelen met getallen (1) onder: de vlag dekt de lading

Blind geloof een onvoorwaardelijke eis

Johannes heeft de afwezigheid van Thomas bij de 1e verschijning van Jezus daarom in vers 24 gezet. Aan de oppervlakte lijkt het verhaal alleen maar te gaan over Thomas die onvoldoende gelooft. Maar omdat hij zijn collega's niet 'blind' wil geloven, mag Thomas van Johannes niet tot de uitverkoren gelovigen behoren die anderen hun zonden mogen vergeven. Voor Johannes is blind geloof voor 'het priesterschap' een onvoorwaardelijke eis. (zie noot 10) Gelovigen die bewijs verlangen worden door hem afgestraft. Hij sluit niet zonder reden - meteen na het verhaal over Thomas - het hoofdstuk over Jezus' verrijzenis af met de woorden die we ook al citeerden aan het begin van dit onderzoek:

(Joh.20.31) "Maar deze (tekenen - red.) zijn geschreven, opdat Gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon Gods; en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam"

Johannes laat met het verhaal van Thomas de meedogenloze kant van geloof zien: waag het niet te twijfelen!

terug naar boven

VERDER

TERUG

TERUG NAAR BEGIN

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

12

KORT HOME NOTEN TERMEN/NAMEN
* bronnen: Bijbelinfo.nl ; www.biblestudy.org

Valid XHTML 1.0 Strict